Sensorische informatieverwerking
Sensorische informatieverwerking is het proces waarbij we als kind leren om allerlei prikkels te onderscheiden en te plaatsen en met elkaar in verband te brengen. Hierbij worden prikkels bedoeld als de tast, het evenwicht, het lichaams- en houdingsgevoel, het gezichtsvermogen en het gehoor. Als de sensorische informatieverwerking bij het kind echter niet goed verloopt, kan het problemen opleveren in de ontwikkeling, het gedrag en het leren van het kind.
Als de tastzin gestoord is, kan dit betekenen dat de signalen te sterk of te zwak worden ervaren. Kinderen met problemen hiermee kunnen aanraking en vies worden als heel vervelend ervaren. Dit kan snel geïrriteerd zijn of snel afgeleid zijn tot gevolg hebben. Het kan ook als gevolg hebben dat ze alles en iedereen willen aanraken.
Als het evenwichtsgevoel gestoord is kan het zijn dat kinderen angstig bewegen of houterig of juist dat kinderen heel veel bewegen en geen angst kennen, maar ook veel vallen.
Het houdings- en lichaamsgevoel zorgt ervoor dat we weten hoe de stand van onze ledematen is zonder dat we het zien. Wanneer dit niet goed werkt kan dat tot gevolg hebben dat we veel vallen, ons vaak stoten en onhandig zijn.
Problemen met de sensorische informatieverwerking kunnen zich op vele manieren uiten. Het kind kan hyperactief zijn of juist weinig bewegen en snel moe zijn. Soms zie je een snelle afwisseling van heel actief en inactief zijn. Sommige kinderen kunnen heftig reageren op prikkels door agressief gedrag, frustratie of door zich terug te trekken en dingen uit de weg te gaan. Nieuwe vaardigheden worden vaak moeizaam aangeleerd of de ontwikkeling stagneert.
Aan de hand van observaties en testen ( Sensory Profile en de Schoolcompanion) analyseert de ergotherapeut de sterktes en zwaktes in de zintuigsystemen.
De behandeling en advisering bestaat in eerste instantie uit het verkrijgen van een goed arousal (alertheidsniveau). Pas wanneer we niet te alert zijn (waardoor als het ware alle prikkels binnenkomen zonder goede selectie) en wanneer we niet te weinig alert zijn (waardoor we suf en ongeconcentreerd zijn) kunnen we iets leren. Het is belangrijk dat het kind en zijn omgeving leren hoe de alertheid/arousal gereguleerd kan worden of hoe ze hier beter op kunnen inspelen (= zintuiglijk activiteiten programma oftewel ZAP).
Het uiteindelijke doel is dat het kind beter kan omgaan met anderen, beter de aandacht kan richten, beter de zaken om zich heen kan organiseren en plannen en komen tot een betere coördinatie en uitvoering van de taken.